1975 treinkaping Wijster
Van:
http://www.scholieren.com/werkstukken/12390

Voorwoord
Dit werkstuk gaat over de verschillende treinkapingen die plaats hebben gevonden rond 1975, met name aandacht voor de treinkaping te Wijster. Onze hoofdvraag is: “Welke invloed hebben de verschillende treinkapingen op de Nederlandse regering en samenleving gehad?” Om die vraag te kunnen beantwoorden hebben we de oorzaken en de gevolgen behandeld. We hebben daarbij een stuk geschiedenis over de Molukse samenleving opgezocht, en vooral de behandeling van de Molukkers in Nederland. Daarvoor hebben wij nog een interview gehouden met Dhr. Balach. Hij was erg vriendelijk en heeft alle vragen beantwoord zonder enige twijfel.

Inleiding
Tijdens het gedwongen verblijf van de Molukkers in Nederland is er een hoop gebeurd. In Nederland was er gedurende een lange periode veel onrust. Die onrust sloeg later om in terreuracties. Hierop kwamen verschillende reacties. De Molukse samenleving werd niet langer geaccepteerd door de Nederlanders, en de Nederlandse regering moest steeds vaker en harder op gaan treden. Die terreuracties waren voornamelijk treinkapingen. Een hele reeks bezettingen en treinkapingen zijn ontstaan. - Aanval woning Wassenaar 1970
- Treinkaping Wijster 1975
- Treinkaping De Punt 1977
- Schoolkaping Bovensmilde 1977
- Indonesisch consulaat Amsterdam 1975
- Gijzeling provinciehuis Assen 1978

Alle acties waren tegen de Nederlandse regering, omdat zij hun beloftes niet na kwamen, en ze niets deden aan de situatie in Indonesië.

Feiten
Op 2 december 1975 vindt de eerste treinkaping plaats in de internationale geschiedenis. Om 10.07 uur wordt de stoptrein Groningen-Zwolle in de buurt van het dorp Wijster stilgezet door een groep van zeven Molukse jongeren uit Bovensmilde.Zij menen dat de Nederlands overheid na de actie bij Wassenaar geen stappen heeft ondernomen om de Molukse zaak aan de orde te stellen.
De brief met eisen wordt door enkele vrijgelaten passagiers aan het inmiddels ingerichte beleidscentrum in Beilen aan de burgemeester overhandigd: ‘Wij eisen een reisbus van het reisbureau Raterink … Wij eisen van de Nederlandse regering dat er een vliegtuig klaar staat voor ons op het vliegveld te Schiphol." De kapers eisen dat binnen twee uur hieraan voldaan moet worden, anders "knallen wij een van de gijzelaars dood". De grens om iemand te doden is dan al overschreden. De machinist is bij het begin van de kaping al dodelijk getroffen.
In Den Haag heeft minister van Justitie Van Agt de leiding over de aanpak van de actie, maar in Beilen moet dan direct gereageerd worden. Om de spanning te verminderen wordt gemeld dat er een bus gereed wordt gemaakt. Uiteindelijk zal die bus ook verschijnen – om vervolgens enige tijd later ook weer weg te worden gehaald. Dit is de aanleiding voor de kapers om de daad bij het woord te voegen en de soldaat Bulter te executeren.
De lijn die door de overheid tot het einde zal worden volgehouden, is dan al ingezet is: tijd rekken, traineren, wel praten, maar niet toegeven. Bij de Molukse actievoerders en ook de gijzelaars ontstaat de indruk dat de regering hen niet serieus neemt: er is alleen contact op "veldwachterniveau". Als op de tweede dag een nieuwe dreiging niet wordt waargemaakt, meent de overheid dat het gevaar geweken is.
De hulp van Molukse tussenpersonen wordt ingeroepen om de kapers te bewegen zich over te geven. Een van hen, de heer Pessireron, zal de zware taak krijgen om de dood van het derde slachtoffer, dhr. Bierling te voorkomen. Halsstarrig houdt de overheid de publicatie tegen van een Zuidmoluks pamflet, waarin de houding van Nederland wordt veroordeeld. Op 4 december moet Pessireron machteloos toezien dat Bierling wordt vermoord. Gijzelaar Hans Prins zegt in de uitzending dat de moord voorkomen had kunnen worden.

Op diezelfde dag wordt in Amsterdam spontaan een ondersteuningsactie opgezet – enkele jongeren bezetten het Indonesisch consulaat en gijzelen de aanwezigen. Daar wordt met meer succes onderhandeld. Het doel om Indonesië bij het conflict te betrekken, heeft succes. Er volgt een gesprek tussen ds. Metiary en een vertegenwoordiger van de ambassade. In ruil worden kinderen vrijgelaten. Het verschil met Wijster is dat hier de onderhandelingen worden geleid door een psychiater, Dr Mulder, die in 1977 een doorslaggevende rol zal spelen.
Bij Wijster is in de tweede week sprake van een psychologische oorlogsvoering: in de trein vriest het, er komt geen verwarming; er wordt wel voedsel gebracht, maar geen bestek, en de communicatie overstijgt niet het niveau van het doorgeven van boodschappen. Er groeit een saamhorigheid tussen bezetters en gegijzelden, waardoor nieuwe executies uitblijven. Intussen wordt buiten de trein gewerkt aan een aanvalsplan. De overheid is echter verdeeld – Den Uyl, die voor alles de kaping zonder geweld wil oplossen, doet zijn invloed gelden. Van Agt en de terreurofficier Gonsalves vinden onvoldoende steun om de militaire plannen tot uitvoer te brengen.
Op de dertiende dag wordt de kaping beëindigd. De Molukse actievoerder Abé Sahetapy en de bemiddelaar mevr Soumokil onthullen voor het eerst de reden voor de overgave. Er zijn berichten dat er op de Molukken de angst groeit voor represailles.
Een week later geven ook de bezetters in Amsterdam zich over. De Nederlandse overheid heeft toegezegd een gesprek te zullen gaan voeren met de president van de RMS, dhr. Manusama.
De typisch Nederlandse aanpak van de Molukse acties in Wijster en Amsterdam leidt in het buitenland, waar dit soort acties in de regel met geweld wordt beëindigd, tot bewondering en wordt bekend als de Dutch Approach.

Oorzaken
Wat waren de oorzaken van de treinkaping bij Wijster in 1975?
Inzet van de acties was aandacht voor een vrije Republiek der Zuid-Molukken (RMS), de republiek die in 1950 tegen de zin van Indonesië was uitgeroepen. De woede richtte zich zowel tegen Indonesië als tegen Nederland, dat de RMS nooit heeft willen steunen.
In augustus 1945 kwam er een einde aan de oorlog doordat Japan capituleerde na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Hiermee kwam er geen vrede in Nederlands-Indië. Voor de oorlog was er al een verdeling van voor en tegenstanders van de Nederlandse overheersing van Indonesië. De nationalisten kregen in de Japanse tijd meer succes. De Japanners probeerden de bevolking aan hun kant te krijgen met de leuze: 'Azië voor Aziaten'. Zij benoemden nationalistische leiders in het bestuur in plaats van de Nederlanders (die zaten in kampen). Zo kregen ze zelf meer invloed, al bleef de macht in handen van de Japanners. Toen Japan capituleerde grepen de nationalistische leiders hun kans. Twee dagen later riepen ze de onafhankelijke republiek Indonesië uit.
Dat was in strijd met de plannen van Nederland. Ze stuurde soldaten naar Indonesië en nam weer KNIL-soldaten in dienst. Dat waren voornamelijk Molukkers. Om aan het verzet een einde te maken voerde Nederland twee grote militaire acties uit, onder de noemer 'politionele acties'. Deze naam duidde aan dat het ging om de binnenlandse orde te herstellen en dat was een taak van de politie. Nederland won wel veel delen van Indonesië terug, maar uiteindelijk had het geen succes. Er waren andere staten die vonden dat Indonesië losgelaten moest worden, deze druk werd al snel te groot en op 21 december 1949 werd Indonesië afhankelijk.
Nog geen jaar later riep Jakarta de eenheidsstaat (RI) uit en bestond de deelstaat Oost-Indonesië, waaronder de Molukken niet meer. Voormalige Molukse KNIL-officieren gingen over naar het nationalistische leger (TNI). Veel onderofficieren en soldaten, beïnvloed door de Nederlandse propaganda tegen de Republiek, konden die stap niet maken, ook al omdat Jakarta aarzelde hun een plaats in het vooruitzicht te stellen binnen de TNI. Zowel Nederland als de Republiek liet hen vallen.
Het koloniale misbruik van de Ambonezen en de halfhartige dekolonisatie van de Molukse archipel hebben nog steeds invloed op de relatie tussen 'Jakarta' en de Molukken en op Molukkers onderling.

KNIL
Ondertussen waren de Molukse soldaten overal verspreid; sommigen vochten in het Nederlandse leger, anderen woonden met hun gezinnen in opvangkampen. Alle Molukkers werden door de Indonesische nationalisten als bondgenoten van de Nederlanders, hun vijand gezien. Ze werden vaak gediscrimineerd en gepest en daarom wilden ze weg naar hun eigen mensen.
Dat ging echter niet eenvoudig. Bij de onafhankelijkheidsverklaring was afgesproken dat het KNIL na een half jaar zou worden opgeheven. De Nederlandse militairen zouden naar huis gaan, de inheemse soldaten konden kiezen: of dienst nemen in het Apris (Indonesisch leger) of uit het leger gaan met het recht zelf de plaats te kiezen waar ze wilden wonen. Er waren weinig Molukkers die kozen voor het Apris. De meesten wilden wel in dienst blijven, maar in Oost-Indonesië worden gestationeerd.
Nederland had bij de onderhandelingen met de Indonesische nationalisten op aan gedrongen dat Indonesië een federatie werd. Alle deelstaten zouden bijna helemaal afhankelijk zijn, dus wilden de Molukkers daar heen. Nederland had dit gewild om zo de eigen godsdienst en cultuur van de verschillende volken beter tot zijn recht te laten komen en de nationalisten gingen er akkoord mee (vreemd genoeg, want ze wilden een eenheidsstaat met een regering in Jakarta).
Er bleek dan ook niets van het Nederlandse plan terecht te komen. De deelstaten werden al snel opgeheven. Ze sloten zich aan bij de regering in Jakarta, behalve de deelstaat Oost-Indonesië. Dit was tegen de zin van de republikeinen, dat die in april 1950 troepen stuurden naar deze deelstaat. Het leger daar was niet in staat de aanval af te slaan. Omdat Oost-Indonesië ingelijfd zou worden werd op 25 april 1950 de Republik Maluku Selatan, de Republiek der Zuid-Molukken uitgeroepen. De leiders van de RMS wilden dat de Molukken zelfstandig zouden zijn in plaats van een deel van (groot) Indonesië.
Als reactie legde de Indonesische regering een blokkade om Ambon: niets mocht het eiland af. Toen dat niet bleek te helpen, werd het eiland aangevallen. De strijders van de RMS hielden het verzet tot november 1950 vol. De belangrijkste leider van dit verzet was Soumokil. Uiteindelijk viel Ambon en werd Soumokil door Souharto geëxecuteerd. Een groot verlies dus voor de Molukkers. Toen Souharto naar Nederland kwam en daar heel vriendelijk ontvangen werd, brak iets bij de Molukkers en zette dat om in woede (bijlage 1). Hoe konden ze de man die de leider van de RMS gedood had zo vriendelijk ontvangen?
President RMS, Cristiaan Soumokil
Na aanleiding van het feit dat Souharto naar Nederland zou komen schreef het Komitee 'Suharto Ongewenst’ een brief naar de Nederlandse regering en aan de leden van de Staten-Generaal. (zie bijlage 2)
Ambon was precies het gebied waarnaar de Molukse soldaten terugwilden. De Indonesische regering kon dit natuurlijk niet goed vinden, want dan werden de guerrillatroepen nog groter en bovendien met goed geoefende militairen.
Nu was er dus een moeilijke situatie. De Nederlandse regering probeerde toen uit wanhoop de soldaten dan op Java te ontslaan uit de actieve dienst, ze waren nog in Nederlandse dienst (KNIL). Maar in hun contract stond juist dat ze zelf mochten bepalen waar ze werden gedemobiliseerd. Toen is het plan ontstaan de militairen en hun gezinnen naar Nederland te halen. Daar werden ze ondergebracht in opvangkampen totdat ze veilig naar de Molukken terug zouden keren. Dat is nu bijna vijftig jaar geleden.

De woonoordperiode
Bij aankomst in Nederland werden de Molukkers verspreid over heel Nederland, meestal op plaatsen ver van de Nederlandse samenleving. Niemand vond dat een probleem, want iedereen verwachtte dat er een snelle terugkeer naar Indonesië zou zijn. Het had de overheid redelijk wat moeite gekost om de voldoende huisvesting te vinden voor de Molukkers. Het was immers net oorlog geweest en dus was er nog sprake van opbouw van alle verwoestingen. En dan was er nog de geboortegolf. Er waren dus nauwelijks huizen beschikbaar. Dat gaf ook niet, want de Molukkers mochten niet de hoop krijgen hier lang te kunnen blijven.
Ze werden ondergebracht over heel verschillende bestemmingen: villa's, kloosters, kazernes en DUW-kampen (barakkenkampen waar tot dan toe werklozen hadden gewoond die in de werkverschaffing werkten). De helft van de gezinnen werd verdeeld over twee voormalige Duitse concentratiekampen: kamp Vught, dat nu woonoord Lunetten is en kamp Westerbork, wat de naam woonoord Schattenberg kreeg. Bij aankomst waren de KNIL-militairen allemaal ontslagen uit de militaire dienst. Dat betekende een werkloos bestaan hier, want ze mochten ook geen ander werk zoeken van de regering. Ze voelden zich hierdoor grotendeels verraden, ze hadden verwacht na terugkeer naar Indonesië te worden gedemobiliseerd. Nu werden ze zo aan de kant geschoven door de Nederlandse regering voor wie ze hun leven in de oorlog en tijdens de dekolonisatieperiode hadden gewaagd. Dat vonden ze onrechtvaardig. Het CRM-beleid was gericht op inpassing, maar Molukkers hadden slechts formele inspraak. Er werd helemaal niet naar hun geluisterd. Hun rechtspositie, na het opheffen van het KNIL kregen zij status van de Nederlandse landmacht. Maar direct bij aankomst hoorden zij dat ze waren ontslagen uit deze landmacht. Uit protest stapten ze naar de rechter. De rechter van het Militair Ambtenarengerecht gaf hen gelijk. Alles werd dus weer klaar gemaakt om hen weer in dienst te nemen zoals commandanten benoemen, uniformen klaarmaken etc. Maar er kwam niets van terecht, de regering was tegen de beslissing in beroep gegaan. Ze stapte naar een hogere rechter om het vonnis te wijzigen, maar deze besloot dat de ambtenarenrechter hier geen bevoegdheden had om een beslissing te nemen. Hij heeft verder niet onderzocht of de uitspraak terecht was, dus nu waren de Molukkers alsnog werkloos.
De vrije Molukse Republiek werd niet erkend door Nederland, ze hielden dus de Indonesische nationaliteit ondanks hun protesten. Deze situatie was echter onmogelijk bij de Indonesische wetgeving, dus moesten ze kiezen. Wilden ze geen Indonesische nationaliteit, dan werden ze stateloos wat gevolgen had voor hun kiesrecht, dienstplicht en buitenlandse reizen. Faciliteiten recht werd noodzakelijk, deze wet geeft Molukkers zelfde rechten van behandeling als Nederlanders met uitsluiting van dienstplicht en kiesrecht.
De dagelijkse leiding van de woonoorden was in handen van het Commissariaat Ambonezenzorg (CAZ). Deze regelde alles in de kampen, zoals de gaarkeuken tot het onderwijs van de kinderen. Er werden ook cursussen gegeven voor de mannen en vrouwen waar ze in Indonesië hun voordeel wilden doen. Dat werd echter geen succes, want terugkeer was nog niet aan de orde (er was geen vrije Molukse Republiek) en werken in bedrijfjes in de woonoorden wilden ze niet, want ze waren militairen op weg naar huis.
Bij de aankomst werden de Molukkers lukraak over de kampen verdeeld. Daardoor woonden er in een kamp rooms-katholieken, protestanten en islamieten. Nu met zoveel mensen op elkaar gepakt, zonder de militaire discipline kwamen de verschillen tot uiting. Er kwamen dus ook vechtpartijen waarna de Keiëzen en de islamieten een eigen plek kregen. Nu het verblijf al even voortduurde werd wel duidelijk dat een snelle terugkeer er niet in zat. De Molukse gemeenschap moest dus een manier vinden om gevangen in Nederland een toekomst op te bouwen. De meeste Molukkers steunden de RMS wel, maar de manier waarop die tot stand moest komen verschilde zeer. Hierdoor ontstonden er grote verschillen tot er in 1963 tussen de meeste Molukse organisaties samenwerking kwam.

De integratieperiode
De regering begreep in 1956 ook dat ze het werken voor de Molukkers niet meer konden verbieden. Ze zagen nu eindelijk in dat het verblijf niet meer tijdelijk was. Ze wilde daarom dat de Molukkers zouden integreren in de Nederlandse gemeenschap, dit was het zogenaamde inpassingsbeleid. Om dat te bereiken moesten de Molukkers werk zoeken om zo hun eigen inkomen te verdienen. Het overheidsbeleid ging van overheidszorg (dit hield in dat alles voor het onderhoud van de Molukkers voor rekening van overheid was, ze mochten niet werken etc) via gedeeltelijke zelfzorg naar volledige zelfzorg. Dat bracht een grote werkloosheid onder de Molukkers.
In eerste instantie bleven de Molukkers wel in de kampen wonen, maar moesten ze zelf koken, huur, brandstof en licht gaan betalen. Hierop kwam direct een groot protest, want de oud-KNIL soldaten wilden militair blijven en dat mochten ze dus niet. Ze betaalden de rekeningen niet en gingen staken. Na een tijdje nam het protest echter af en legden de Molukkers zich neer bij de nieuwe regeling.
Omdat de woonoorden bestonden uit slecht onderhouden barakken, moest er meer aandacht komen voor de huisvesting. Er moesten praktische zaken komen als toiletten en keukens. En daarbij kwam ook nog dat de Molukkers moesten integreren in de samenleving. De woonoorden waren dus niet meer geschikt voor de plannen van de overheid met de Molukkers.
In 1959 verscheen een rapport 'Molukkers in Nederland', waarin werd beschreven hoe de regering in de toekomst op het verblijf van de Molukkers moesten reageren. Het belangrijkste punt was het advies om de woonoorden op te heffen en Molukse woonwijken te bouwen in steden en dorpen. Die wijken moesten niet te groot zijn, er moesten huizen worden gebouwd voor circa 50 gezinnen. Hierbij was het mogelijk een eigen kerkgemeenschap te hebben, terwijl voor verdere voorzieningen verder de Nederlandse samenleving in gekeken moest worden. Bijvoorbeeld voor scholen en winkels. Zo'n kleine wijk was dan meteen een goede tussenstap tussen het beschermde leven in de woonoorden en een eigen huis tussen de Nederlandse gezinnen.
De uitvoering van dit plan ging echter niet zo voorspoedig. Veel Molukkers wilden niet naar gewone huizen, maar in de woonoorden blijven. Ze wilden de hechte gemeenschappen die in de loop der tijd waren ontstaan niet verlaten. Bovendien was de verhuizing naar woonwijken een nieuwe stap naar een permanent verblijf in Nederland: een slecht onderhouden barak heeft iets tijdelijks, in een huis vestig je je. Opgaan in de Nederlandse samenleving was in strijd met de politieke wensen dus dat was geen optie, en voor het RMS-ideaal moeten ze de eigen cultuur behouden. Dat was dan ook de reden dat sommigen niet uit de kampen weg wilden.
De Nederlandse gemeenten werkten ook niet echt mee aan de uitvoering van dit plan. Sommige gemeenten wilden geen Molukse woonwijk binnen hun grenzen hebben of maar een paar huizen. Uiteindelijk zijn de wijken gebouwd in de buurt van de (vroegere) woonoorden, zodat het niet een hele vernieuwing was. Maar nadeel hiervan was dat er geen werkgelegenheid in de buurt was.

Wat waren de gevolgen van de treinkaping bij Wijster?
In Nederland
Het resultaat van de acties bij Wijster en Amsterdam was de oprichting van een gemengde commissie, die bestaat uit vijf Molukkers en vijf Nederlanders. De leden van de commissie zijn er niet uitgekomen of de Zuid-Molukse problematiek een politiek probleem is of niet. Dus veel resultaat had deze commissie niet. Er kwam voor de Molukkers meer inspraak en eigen rechten, maar dat zorgde niet voor een wijziging in het beleid van de Nederlandse regering. Zij vonden dat je moest praten en beslissen óver de Molukkers in plaats van mét Molukkers.
Het Molukse volk werd voor de keus gesteld: je aanpassen aan de Nederlandse situatie of terugkeren naar Indonesië. Je aanpassen betekende het opgeven van alle eigen waarden, het opgeven van je identiteit. Het Molukse volk heeft toch het recht zichzelf te zijn; had koningin Juliana niet op 25 november 1975 verklaard dat elk volk recht had op vrijheid? Terugkeren naar Indonesië was onmogelijk vanwege de dictatuur. Het volk lijdt eronder en de Indonesische overheid accepteert geen andere idealen. (zie bijlage 3)
De Nederlandse regering zag na de vele acties eindelijk in dat ze echt aandacht moest gaan besteden aan de positie van Molukkers en andere minderheden in Nederland. Ze besloten maatregelen te nemen om de positie van Molukkers te verbeteren. Daarom kwam de regering in 1978 met de “Molukkersnota”. Hierin erkende de Nederlandse regering het RMS-ideaal nog steeds niet, maar er werd wel een sociaal-economisch beleid aangekondigd om de bestaande achterstanden weg te werken. Hierdoor ontstonden er intensieve contacten tussen Molukse organisaties en de Nederlandse overheid. Op landelijk niveau speelden vooral de organisaties ” Welzijn Molukkers” en ”Commissie van Overleg Zuid-Molukkers-Nederlanders” (beter bekend als de “Commissie Köbben/Mantouw”) een belangrijke rol. Door geld te geven aan deze organisaties kon men allerlei activiteiten ondernemen om de Molukkers zich thuis te laten voelen in de Nederlandse samenleving, zonder dat de eigen identiteit van de Molukse gemeenschap daarbij opgeofferd werd. De overdracht van Rijkskerkgebouwen aan de Molukse kerken was daar een voorbeeld van. Ook kwamen er onderwijsprojecten voor Molukse leerlingen en ontstond de mogelijkheid om in het eigen onderwijs aandacht te besteden aan hun eigen taal en cultuur. Regionaal was er ook sprake van veel contact, onder andere in onderwijs- en werkgelegenheidsprojecten. Dit was erop gericht om de verhoudingen te verbeteren en de Molukkers een thuis te geven in Nederland. Een goed voorbeeld was de pedagogische academie "De Eekhorst" in Assen, die direct na de eerste treinkaping een landelijke rol ging spelen bij pogingen om het Nederlandse onderwijs meer toegankelijk te maken voor Molukkers.
Na de overgang van woonoorden naar woonwijken, werd nu het kabinetsbesluit uitgevoerd om van de Molukse wijken, die nu eigendom waren van het Rijk, gewone woonwijken te maken en te laten beheren door de gemeentes. Voor veel Molukkers was dat moeilijk te accepteren, omdat de rijksverantwoordelijkheid hierdoor voor Molukkers weer verder werd verminderd.
Doordat vanaf die tijd er niets meer aan de woonwijken werd gedaan, kwamen de Molukkers in opstand en dit liep zover uit de hand dat de ME er aan te pas moest komen. Men vreesde voor escalatie van deze acties.
Onder deze omstandigheden werd gezocht naar een oplossing die verder ging dan deze huisvestingskwestie. Zowel van Nederlandse als van Molukse kant werd geprobeerd de pijn uit het verleden - die telkens weer aanleiding was tot conflicten - voor eens en voor altijd de wereld uit te helpen. Molukkers én regering beseften dat niet voor alles een concrete oplossing voor was, want over het idee van de onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken konden ze het niet eens worden. Daar werd dan verder ook niet over gesproken. Na een goede voorbereiding en een briefwisseling tussen de voorzitter van de “Badan Persatuan”, ds. S. Metiarij, en minister-president Lubbers werd op 21 april 1986 een “Gezamenlijke Verklaring” uitgegeven. Deze verklaring bevatte een aantal maatregelen dat er op gericht was om de Molukkers alsnog enigszins tevreden te stellen, namelijk een jaarlijkse uitkering, een herdenkingspenning, en een jaarlijks subsidie voor een Moluks historisch museum. Daarnaast werden afspraken gemaakt over de aanpak van een aantal knelpunten zoals huisvesting en werkgelegenheid. Vooral het “Duizend-banenplan Molukkers” kreeg grote aandacht, omdat het erg moeilijk leek de belofte om 1000 werkloze Molukkers aan een echte baan te helpen na te komen. Uiteindelijk bleek dit plan toch een goed resultaat te hebben opgeleverd.
Hoewel de “Gezamenlijke Verklaring” meer samenwerking tussen Nederlandse overheden en Molukse organisaties moest creëren, bleek het toch niet te werken. Vanaf 1990 werd het specifieke Molukkersbeleid, dat op onderwijsgebied en op arbeidsmarkt succes had gehad in een hoog tempo verminderd. Men dacht dat de integratie van de Molukkers vrijwel voltooid was, maar later werd duidelijk dat men hier te makkelijk over had gedacht.

In Indonesië
Op Ambon waren de mensen bang voor wraakacties. Ze stonden niet achter de terroristische acties in Nederland omdat deze de Ambonezen alleen maar benadeelden. Men dacht dat het terrorisme in Nederland door Zuid-Molukkers die streefden naar onafhankelijkheid voor de Molukken, kon leiden tot nieuwe aanhoudingen in de eilanden door de Indonesiërs. Nog geen drie jaar daarvoor veroorzaakte een soortgelijke actie in Nederland een zuiveringsactie in Indonesië waarbij tientallen mensen werden gearresteerd.
De vrees voor vergeldingsacties is verspreid in de provinciale hoofdstad Ambon, die 25 jaar geleden verwoest werd gedurende de korte opstand van de Zuid-Molukkers onder leiding van de Ambonezen. Omdat er in de afgelopen twintig jaar duizenden Ambonezen waren opgepakt heerste er vijandigheid tussen de Molukkers en de functionarissen die alle goede baantjes hadden en het militaire apparaat, de rechtbank, de politie en het economisch leven beheersten. De verzetsbeweging verspreidde zich snel over de Molukken. Duizenden mensen die werden verdacht van sympathie met de beweging werden gearresteerd of de oerwouden van de naburige eilanden ingejaagd. Honderden anderen werden doodgeschoten vanwege hun samenwerking met de RMS. Inwoners op het eiland Ambon zeggen dat er niet veel is veranderd sinds de wederopbouw. Er is weinig industrie en de winsten van de kruidnagelen en de nootmuskaat gaat naar Javanen of Chinezen.
Indonesië heeft hulp aangeboden bij het oplossen van de gijzelingen in Nederland. De Indonesische ambassade in Den Haag heeft gevraagd wat ze zich voorstelden onder hulp en daarbij verklaard dat het voor alles een Nederlandse zaak is. Minister-president den Uyl heeft de hulp afgewezen. Den Uyl wees wel op de noodzaak van nader overleg Indonesië als de gijzelingen voorbij zouden zijn. Hiermee doelde hij op de adviezen van de gemengde commissie over de politieke verlangens van de Molukkers.
Op 25 augustus sloten Den Haag en Jakarta een akkoord dat uit de volgende punten bestond:
1. De integratie van Molukkers in Nederland voortzetten.
2. Het bevorderen van een dialoog tussen Molukkers in Nederland en op Ambon en Ceram via bezoeken over en weer.
3. Een regeling om bepaalde doelgroepen terug te laten keren: oudsten van dagen met een AOW, Molukkers met een dienstverband bij Nederlandse bedrijven in Indonesië en ongeschoolde Molukkers die worden opgenomen in een transmigratie systeem (verhuizing naar andere delen van Indonesië).

Invloed  van de treinkapingen op de Nederlandse regering en samenleving?
Regering
De treinkaping in Wijster heeft vast en zeker veel invloed gehad op de Nederlandse regering. Zo hebben ze geleerd hoe te handelen bij acute probleemsituaties. Een ervaring rijker dus want de Nederlandse overheid beschikte in 1970 nog niet over een plan van aanpak bij gijzelingsacties, wat bij de latere acties wel het geval was Niet alle oplossingen voor de gijzelingen waren goed, maar die bij Wijster is opgelost zonder geweld, waardoor ze veel complimenten gekregen hebben van buitenlandse regeringen. De acties hebben de regering ertoe gedwongen maatregelen te nemen. Eerst probeerden ze de Molukkers af te poeieren met slechte woningen en een beleid waarmee de Nederlandse regering een totale controle over de Molukkers heeft. Maar op den duur is gebleken dat die niet werkte. Nederland heeft moeten omgaan met veel kritiek en probleemsituaties, waarop wij denken dat de regering te haastig en ondoordacht gehandeld heeft met de gevolgen van de treinkaping. De regering zou dus in vervolg beter nadenken.

Economisch
Ten eerste was Nederland al flink aan het investeren in de Molukse gemeenschap doordat iedereen een onderkomen moest hebben, ze mochten niet werken maar moesten wel geld krijgen etc. En door de treinkapingen, moest Nederland telkens fortuinen uitgeven. Als je alleen al denkt dat hele spoorwegen niet meer in gebruik genomen konden worden, waardoor er geen geld meer binnen kwam van de passagiers. De treinen zelf die gekaapt werden, waren natuurlijk beschadigd. Dan moesten er politie, speciale eenheden en voertuigen aanrukken wat ook weer ontzettend veel geld kost. Kortom economisch was dit een ontzettend groot nadeel.

Samenleving
Door de verschillende acties van de Molukkers in Nederland, zijn de Nederlanders heel anders tegen hen aan gaan kijken. Over het algemeen kregen de ze een negatief beeld van hen. Hoe hebben de Molukse jongeren zo ver kunnen gaan? Er zijn onschuldige slachtoffers gevallen na de verschillende kapingen. Dit had nooit mogen gebeuren. Deze onbegrip en woede keerde zich tegen de Molukkers. Ook in het interview dat hier bijzit wordt verteld hoe de Molukse gemeenschap gediscrimineerd en vernederd werd. De Nederlanders wilden niets van hen weten, ze moesten weg uit Nederland.

De situatie nu is beter. De Molukse gemeenschap wordt nu meer geaccepteerd en de meeste mensen lijken er vrede mee te hebben.
2-14 december 1975

Treinkaping Wijster